Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. toebinden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toebinden (Nederlands) in het Frans

toebinden:

toebinden werkwoord (bind toe, bindt toe, bond toe, bonden toe, toegebonden)

  1. toebinden (dichtbinden)
    lier; relier; fermer; boucler; clore; ficeler
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • relier werkwoord (relie, relies, relions, reliez, )
    • fermer werkwoord (ferme, fermes, fermons, fermez, )
    • boucler werkwoord (boucle, boucles, bouclons, bouclez, )
    • clore werkwoord (clos, clot, closent, clorai, )
    • ficeler werkwoord (ficelle, ficelles, ficelons, ficelez, )
  2. toebinden (dichtbinden)
    lier; attacher; fixer; relier; nouer; ligoter; ficeler
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • attacher werkwoord (attache, attaches, attachons, attachez, )
    • fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • relier werkwoord (relie, relies, relions, reliez, )
    • nouer werkwoord (noue, noues, nouons, nouez, )
    • ligoter werkwoord (ligote, ligotes, ligotons, ligotez, )
    • ficeler werkwoord (ficelle, ficelles, ficelons, ficelez, )

Conjugations for toebinden:

o.t.t.
  1. bind toe
  2. bindt toe
  3. bindt toe
  4. binden toe
  5. binden toe
  6. binden toe
o.v.t.
  1. bond toe
  2. bond toe
  3. bond toe
  4. bonden toe
  5. bonden toe
  6. bonden toe
v.t.t.
  1. heb toegebonden
  2. hebt toegebonden
  3. heeft toegebonden
  4. hebben toegebonden
  5. hebben toegebonden
  6. hebben toegebonden
v.v.t.
  1. had toegebonden
  2. had toegebonden
  3. had toegebonden
  4. hadden toegebonden
  5. hadden toegebonden
  6. hadden toegebonden
o.t.t.t.
  1. zal toebinden
  2. zult toebinden
  3. zal toebinden
  4. zullen toebinden
  5. zullen toebinden
  6. zullen toebinden
o.v.t.t.
  1. zou toebinden
  2. zou toebinden
  3. zou toebinden
  4. zouden toebinden
  5. zouden toebinden
  6. zouden toebinden
en verder
  1. ben toegebonden
  2. bent toegebonden
  3. is toegebonden
  4. zijn toegebonden
  5. zijn toegebonden
  6. zijn toegebonden
diversen
  1. bind toe!
  2. bindt toe!
  3. toegebonden
  4. toebindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toebinden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fixer aanhechten; bevestiging; vasthechten; vastmaken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attacher dichtbinden; toebinden aan een touw vastleggen; aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar knopen; aanbakken; aaneenbinden; aaneenplakken; aangespen; aanhaken; aanhechten; aankoppelen; afbinden; afsnoeren; beschikbaar maken; bevestigen; binden; boekbinden; dichtgespen; dichtrijgen; dichtsnoeren; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; inbinden; kleven; klitten; knevelen; knopen; koeken; koppelen; lijmen; om het lijf binden; ombinden; omwinden; opbinden; opplakken; plakken; rijgen; samenbinden; samenknopen; samenkoppelen; snoeren; strikken; toegespen; vastbinden; vastgespen; vasthaken; vasthechten; vastknopen; vastkoppelen; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
boucler dichtbinden; toebinden aangespen; aantrekken; afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtgespen; dichtmaken; dichtsnoeren; dichttrekken; gespen; grendelen; in de krul zetten; kroezen; krullen; locken; omgespen; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toegespen; toemaken; toetrekken; vastgespen; vergrendelen
clore dichtbinden; toebinden afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; naar einde toewerken; omheinen; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; vergrendelen
fermer dichtbinden; toebinden afbakenen; afgrendelen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blokkeren; borgen; dicht maken; dichtdoen; dichtdraaien; dichtmaken; grendelen; locken; naar einde toewerken; nullificeren; omlijnen; ondervangen; op slot doen; op slot zetten; opheffen; sluiten; stremmen; teniet doen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; vergrendelen; verijdelen; vernietigen
ficeler dichtbinden; toebinden afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren
fixer dichtbinden; toebinden aan elkaar bevestigen; aandraaien; aangespen; aanhaken; aanhechten; aankijken; aankoppelen; adviseren; afwegen; bekijken; bevestigen; binden; dichtgespen; dichtsnoeren; door draaien vastmaken; ergens aan bevestigen; gadeslaan; hechten; iets aanraden; ingeven; kijken; knevelen; knopen; lijmen; neerleggen; onderuit halen; opplakken; opsluiten; overdenken; overwegen; raden; schouwen; strikken; suggereren; toegespen; toeschouwen; vastbinden; vastgespen; vasthaken; vasthechten; vastkoppelen; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
lier dichtbinden; toebinden aan een touw vastleggen; aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenschakelen; aangaan; aanknopen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; boeien; boekbinden; ergens aan bevestigen; fascineren; inbinden; intrigeren; ketenen; kluisteren; knevelen; knopen; koppelen; onderling verbinden; samenvoegen; strikken; van verband voorzien; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
ligoter dichtbinden; toebinden afbinden; afsnoeren; binden; boeien; boekbinden; fascineren; inbinden; intrigeren; ketenen; kluisteren; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
nouer dichtbinden; toebinden aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; aangaan; aanknopen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; ergens aan bevestigen; knevelen; knopen; om het lijf binden; ombinden; omwinden; ophangen; opknopen; samenbinden; samenknopen; strikken; vastbinden; vastknopen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; voorbinden; voordoen
relier dichtbinden; toebinden aan elkaar binden; aaneenbinden; afbinden; afsnoeren; binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren; knevelen; knopen; koppelen; onderling verbinden; paren; samenbinden; samenknopen; strikken; van verband voorzien; vastbinden; vastmaken; verbinden