Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitzakken (Nederlands) in het Frans

uitzakken:

uitzakken werkwoord (zak uit, zakt uit, zakte uit, zakten uit, uitgezakt)

  1. uitzakken (gaan hangen)
    avachir; se déformer
  2. uitzakken (uitbuiken)

Conjugations for uitzakken:

o.t.t.
  1. zak uit
  2. zakt uit
  3. zakt uit
  4. zakken uit
  5. zakken uit
  6. zakken uit
o.v.t.
  1. zakte uit
  2. zakte uit
  3. zakte uit
  4. zakten uit
  5. zakten uit
  6. zakten uit
v.t.t.
  1. ben uitgezakt
  2. bent uitgezakt
  3. is uitgezakt
  4. zijn uitgezakt
  5. zijn uitgezakt
  6. zijn uitgezakt
v.v.t.
  1. was uitgezakt
  2. was uitgezakt
  3. was uitgezakt
  4. waren uitgezakt
  5. waren uitgezakt
  6. waren uitgezakt
o.t.t.t.
  1. zal uitzakken
  2. zult uitzakken
  3. zal uitzakken
  4. zullen uitzakken
  5. zullen uitzakken
  6. zullen uitzakken
o.v.t.t.
  1. zou uitzakken
  2. zou uitzakken
  3. zou uitzakken
  4. zouden uitzakken
  5. zouden uitzakken
  6. zouden uitzakken
diversen
  1. zak uit!
  2. zakt uit!
  3. uitgezakt
  4. uitzakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitzakken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avachir gaan hangen; uitzakken
faire ventre uitbuiken; uitzakken uit de weg gaan; uitwijken
prendre du ventre uitbuiken; uitzakken
s'affaisser uitbuiken; uitzakken doorbuigen; doorzakken; ineenzakken; ineenzijgen; kelderen; verzakken; wegzakken; zakken; zakken in
se déformer gaan hangen; uitzakken krombuigen; kromtrekken; vergroeien