Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. vastschroeven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastschroeven (Nederlands) in het Frans

vastschroeven:

vastschroeven werkwoord (schroef vast, schroeft vast, schroefte vast, schroeften vast, vastgeschroefd)

  1. vastschroeven (dichtschroeven)
    serrer; resserrer; visser; serrer la vis
    • serrer werkwoord (serre, serres, serrons, serrez, )
    • resserrer werkwoord (resserre, resserres, resserrons, resserrez, )
    • visser werkwoord (visse, visses, vissons, vissez, )
    • serrer la vis werkwoord
  2. vastschroeven (aanschroeven)
    serrer; visser; serrer le vis
    • serrer werkwoord (serre, serres, serrons, serrez, )
    • visser werkwoord (visse, visses, vissons, vissez, )
    • serrer le vis werkwoord

Conjugations for vastschroeven:

o.t.t.
  1. schroef vast
  2. schroeft vast
  3. schroeft vast
  4. schroeven vast
  5. schroeven vast
  6. schroeven vast
o.v.t.
  1. schroefte vast
  2. schroefte vast
  3. schroefte vast
  4. schroeften vast
  5. schroeften vast
  6. schroeften vast
v.t.t.
  1. heb vastgeschroefd
  2. hebt vastgeschroefd
  3. heeft vastgeschroefd
  4. hebben vastgeschroefd
  5. hebben vastgeschroefd
  6. hebben vastgeschroefd
v.v.t.
  1. had vastgeschroefd
  2. had vastgeschroefd
  3. had vastgeschroefd
  4. hadden vastgeschroefd
  5. hadden vastgeschroefd
  6. hadden vastgeschroefd
o.t.t.t.
  1. zal vastschroeven
  2. zult vastschroeven
  3. zal vastschroeven
  4. zullen vastschroeven
  5. zullen vastschroeven
  6. zullen vastschroeven
o.v.t.t.
  1. zou vastschroeven
  2. zou vastschroeven
  3. zou vastschroeven
  4. zouden vastschroeven
  5. zouden vastschroeven
  6. zouden vastschroeven
en verder
  1. ben vastgeschroefd
  2. bent vastgeschroefd
  3. is vastgeschroefd
  4. zijn vastgeschroefd
  5. zijn vastgeschroefd
  6. zijn vastgeschroefd
diversen
  1. schroef vast!
  2. schroeft vast!
  3. vastgeschroefd
  4. vastschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vastschroeven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vastschroeven (aanschroeven)
    le serrer; le visser
    • serrer [le ~] zelfstandig naamwoord
    • visser [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. vastschroeven (dichtschroeven)
    le serrage; le vissage
    • serrage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • vissage [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vastschroeven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
serrage dichtschroeven; vastschroeven aantrekken; straktrekken
serrer aanschroeven; vastschroeven
vissage dichtschroeven; vastschroeven
visser aanschroeven; vastschroeven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
resserrer dichtschroeven; vastschroeven contracteren; insnoeren; knijpbeweging; samentrekken; schroeven
serrer aanschroeven; dichtschroeven; vastschroeven aandraaien; aandrukken; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemmen; klemzetten; knellen; knuffelen; liefkozen; met gespannen voorwerp omsluiten; omklemmen; omspannen; oprekken; overspannen; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdraaien; vastdrukken; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen
serrer la vis dichtschroeven; vastschroeven
serrer le vis aanschroeven; vastschroeven
visser aanschroeven; dichtschroeven; vastschroeven aandraaien; door draaien vastmaken; indraaien; inschroeven; schroeven

Wiktionary: vastschroeven


Cross Translation:
FromToVia
vastschroeven boulonner; visser anschraubentransitiv: etwas mit einer Schraube befestigen oder zusammensetzen