Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. vereisend:
  2. vereisen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vereisend (Nederlands) in het Frans

vereisend:

vereisend bijvoeglijk naamwoord

  1. vereisend (imperatief; dwingend; gebiedend; gelastend)
    impératif; impérativement; impérieux; impérieusement

Vertaal Matrix voor vereisend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
impératif aanwijzing; bevel; commando; gebiedende wijs; gebod; imperatief; instructie; order; voorschrift
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
impératif dwingend; gebiedend; gelastend; imperatief; vereisend bindend; dwingend; onafwijsbaar; streng; strikt; stringent
impérativement dwingend; gebiedend; gelastend; imperatief; vereisend
impérieusement dwingend; gebiedend; gelastend; imperatief; vereisend gebiedenderwijs
impérieux dwingend; gebiedend; gelastend; imperatief; vereisend bevelend

vereisen:

vereisen werkwoord (vereis, vereist, vereiste, vereisten, vereist)

  1. vereisen (vergen; verlangen; eisen)
    requérir; exiger; demander; réclamer; revendiquer
    • requérir werkwoord (requiers, requiert, requérons, requérez, )
    • exiger werkwoord (exige, exiges, exigeons, exigez, )
    • demander werkwoord (demande, demandes, demandons, demandez, )
    • réclamer werkwoord (réclame, réclames, réclamons, réclamez, )
    • revendiquer werkwoord (revendique, revendiques, revendiquons, revendiquez, )

Conjugations for vereisen:

o.t.t.
  1. vereis
  2. vereist
  3. vereist
  4. vereisen
  5. vereisen
  6. vereisen
o.v.t.
  1. vereiste
  2. vereiste
  3. vereiste
  4. vereisten
  5. vereisten
  6. vereisten
v.t.t.
  1. heb vereist
  2. hebt vereist
  3. heeft vereist
  4. hebben vereist
  5. hebben vereist
  6. hebben vereist
v.v.t.
  1. had vereist
  2. had vereist
  3. had vereist
  4. hadden vereist
  5. hadden vereist
  6. hadden vereist
o.t.t.t.
  1. zal vereisen
  2. zult vereisen
  3. zal vereisen
  4. zullen vereisen
  5. zullen vereisen
  6. zullen vereisen
o.v.t.t.
  1. zou vereisen
  2. zou vereisen
  3. zou vereisen
  4. zouden vereisen
  5. zouden vereisen
  6. zouden vereisen
en verder
  1. ben vereist
  2. bent vereist
  3. is vereist
  4. zijn vereist
  5. zijn vereist
  6. zijn vereist
diversen
  1. vereis!
  2. vereist!
  3. vereist
  4. vereisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vereisen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
demander aanspraak maken op; aanvragen; claim; opgeven
réclamer aanspraak maken op; claim
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
demander eisen; vereisen; vergen; verlangen aanspraak maken op; aanvragen; aanzoeken; bevragen; bidden; eisen; in gebed zijn; navragen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwestreren; rekwireren; soebatten; uitnodigen; verzoeken; vorderen; vraag stellen; vragen
exiger eisen; vereisen; vergen; verlangen aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; aanzoeken; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; uitnodigen; verzoeken; vorderen; vragen
requérir eisen; vereisen; vergen; verlangen aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; aanzoeken; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; rekwisiteren; uitnodigen; verzoeken; vorderen; vragen
revendiquer eisen; vereisen; vergen; verlangen aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; eisen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwireren; terugeisen; terugvorderen; verzoeken; vorderen; vragen
réclamer eisen; vereisen; vergen; verlangen aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; een klacht indienen; eisen; klagen; misnoegen uiten; opeisen; opvorderen; opvragen; over iets mopperen; reclameren; rekwireren; terugeisen; terugvorderen; verzoeken; vorderen; vragen; zijn beklag indienen

Wiktionary: vereisen

vereisen
verb
  1. nodig hebben
vereisen
verb
  1. Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.

Cross Translation:
FromToVia
vereisen falloir; avoir besoin de need — to have an absolute requirement for