Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. verkleuren:
  2. kleuren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verkleuren (Nederlands) in het Frans

verkleuren:

verkleuren werkwoord (verkleur, verkleurt, verkleurde, verkleurden, verkleurd)

  1. verkleuren (vaal worden; vervagen; vervalen; verschieten)
    se faner; pâlir; décolorer; déteindre; se décolorer
    • se faner werkwoord
    • pâlir werkwoord (pâlis, pâlit, pâlissons, pâlissez, )
    • décolorer werkwoord (décolore, décolores, décolorons, décolorez, )
    • déteindre werkwoord (déteins, déteint, déteignons, déteignez, )
    • se décolorer werkwoord
  2. verkleuren (van kleur veranderen)
    se faner; pâlir; décolorer; ternir; déteindre
    • se faner werkwoord
    • pâlir werkwoord (pâlis, pâlit, pâlissons, pâlissez, )
    • décolorer werkwoord (décolore, décolores, décolorons, décolorez, )
    • ternir werkwoord (ternis, ternit, ternissons, ternissez, )
    • déteindre werkwoord (déteins, déteint, déteignons, déteignez, )

Conjugations for verkleuren:

o.t.t.
  1. verkleur
  2. verkleurt
  3. verkleurt
  4. verkleuren
  5. verkleuren
  6. verkleuren
o.v.t.
  1. verkleurde
  2. verkleurde
  3. verkleurde
  4. verkleurden
  5. verkleurden
  6. verkleurden
v.t.t.
  1. ben verkleurd
  2. bent verkleurd
  3. is verkleurd
  4. zijn verkleurd
  5. zijn verkleurd
  6. zijn verkleurd
v.v.t.
  1. was verkleurd
  2. was verkleurd
  3. was verkleurd
  4. waren verkleurd
  5. waren verkleurd
  6. waren verkleurd
o.t.t.t.
  1. zal verkleuren
  2. zult verkleuren
  3. zal verkleuren
  4. zullen verkleuren
  5. zullen verkleuren
  6. zullen verkleuren
o.v.t.t.
  1. zou verkleuren
  2. zou verkleuren
  3. zou verkleuren
  4. zouden verkleuren
  5. zouden verkleuren
  6. zouden verkleuren
diversen
  1. verkleur!
  2. verkleurt!
  3. verkleurd
  4. verkleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verkleuren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
décolorer vaal worden; van kleur veranderen; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen tanen; verbleken; vervagen
déteindre vaal worden; van kleur veranderen; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen afgeven; bevlekken; smetten; tanen; verbleken; vervagen; vlekken
pâlir vaal worden; van kleur veranderen; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen bleek worden; bleken; lichter worden van kleur; opbleken; oplichten; tanen; verbleken; verflauwen; verslappen; vervagen; wit wegtrekken; wit worden
se décolorer vaal worden; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen lichter worden van kleur; oplichten; tanen; verbleken; vervagen
se faner vaal worden; van kleur veranderen; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen bleek worden; tanen; uitbloeien; verbleken; verdorren; verkommeren; verleppen; vervagen; verwelken; wit worden
ternir van kleur veranderen; verkleuren dof maken

Verwante woorden van "verkleuren":


kleuren:

kleuren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kleuren
    la couleurs

kleuren werkwoord (kleur, kleurt, kleurde, kleurden, gekleurd)

  1. kleuren (tinten)
    teindre; teinter
    • teindre werkwoord (teins, teint, teignons, teignez, )
    • teinter werkwoord (teinte, teintes, teintons, teintez, )
  2. kleuren (blozen; gloeien; rood worden)
    rougir; avoir un teint coloré
    • rougir werkwoord (rougis, rougit, rougissons, rougissez, )

Conjugations for kleuren:

o.t.t.
  1. kleur
  2. kleurt
  3. kleurt
  4. kleuren
  5. kleuren
  6. kleuren
o.v.t.
  1. kleurde
  2. kleurde
  3. kleurde
  4. kleurden
  5. kleurden
  6. kleurden
v.t.t.
  1. heb gekleurd
  2. hebt gekleurd
  3. heeft gekleurd
  4. hebben gekleurd
  5. hebben gekleurd
  6. hebben gekleurd
v.v.t.
  1. had gekleurd
  2. had gekleurd
  3. had gekleurd
  4. hadden gekleurd
  5. hadden gekleurd
  6. hadden gekleurd
o.t.t.t.
  1. zal kleuren
  2. zult kleuren
  3. zal kleuren
  4. zullen kleuren
  5. zullen kleuren
  6. zullen kleuren
o.v.t.t.
  1. zou kleuren
  2. zou kleuren
  3. zou kleuren
  4. zouden kleuren
  5. zouden kleuren
  6. zouden kleuren
en verder
  1. ben gekleurd
  2. bent gekleurd
  3. is gekleurd
  4. zijn gekleurd
  5. zijn gekleurd
  6. zijn gekleurd
diversen
  1. kleur!
  2. kleurt!
  3. gekleurd
  4. kleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kleuren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couleurs kleuren kleurtjes; tinten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avoir un teint coloré blozen; gloeien; kleuren; rood worden
rougir blozen; gloeien; kleuren; rood worden beschaamd voelen; rood aanlopen; rood worden; schamen; zich schamen
teindre kleuren; tinten
teinter kleuren; tinten beitsen

Verwante woorden van "kleuren":


Wiktionary: kleuren

kleuren
verb
  1. van kleur voorzien met potloden, stiften, wasko etc.
kleuren
verb
  1. revêtir de telle ou telle couleur.
  2. trans|fr rendre rouge ; peindre ou teindre en rouge.
noun
  1. pièce d’étoffe qu’on attacher à une espèce de lance, de manière qu’elle pouvoir se déployer et flotter au vent, et qui sert à donner un signal, à indiquer un point de ralliement, à distinguer la nation ou le groupement d’individus qui l’[

Cross Translation:
FromToVia
kleuren teinter; colorer color — give something color
kleuren colorier color — draw using crayons
kleuren rougir color — become red through increased blood flow