Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. wachtwoord:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wachtwoord (Nederlands) in het Frans

wachtwoord:

wachtwoord [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het wachtwoord (consigne)
    le mot de passe; la devise; le consigne; le mot d'ordre
  2. het wachtwoord (toegangscode)
    le mot de passe; code d'accès

Vertaal Matrix voor wachtwoord:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consigne consigne; wachtwoord aanwijzing; bagagedepot; bevelschrift; consigne; dwangbevel; garderobe; hangkast; instructie; kamerarrest; lastbrief; lastgeving; mandaat; opdracht; orde; order; regel; regeling; reglement; statiegeld; taak; vestiaire; voorschrift; wet
devise consigne; wachtwoord bevelschrift; consigne; devies; deviezen; dwangbevel; grondstelling; hoofdstelling; kenspreuk; kreet; leus; leuze; lijfspreuk; motto; opdracht; order; parool; reclameleus; reclamezin; slagzin; slogan; spreuk; strijdkreet; taak; wapenkreet; yell; zinspreuk
mot d'ordre consigne; wachtwoord herkenningswoord
mot de passe consigne; toegangscode; wachtwoord herkenningswoord
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
code d'accès toegangscode; wachtwoord

Verwante woorden van "wachtwoord":


Wiktionary: wachtwoord

wachtwoord
noun
  1. een geheim woord dat men moet produceren om ergens toegelaten te worden
wachtwoord
noun
  1. code alphanumérique ou phrase, moyen d’authentification, qu'il faut donner pour accéder dans un endroit protégé ou pour utiliser une ressource ou un service dont l'accès est limité et protégé.

Cross Translation:
FromToVia
wachtwoord mot de passe PasswortMittel zur Authentifizierung eines Benutzer
wachtwoord mot de passe password — secret word used to gain admittance
wachtwoord mot de passe password — computing: string of characters known only to a user
wachtwoord shibboleth shibboleth — A word, especially seen as a test, to distinguish someone as belonging to a particular nation, class, profession etc