Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. weerspreken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor weerspreken (Nederlands) in het Frans

weerspreken:

weerspreken werkwoord (weerspreek, weerspreekt, weersprak, weerspraken, weersproken)

  1. weerspreken (in tegenspraak zijn met; tegenspreken)
    contester; protester; démentir; contredire; répliquer; nier
    • contester werkwoord (conteste, contestes, contestons, contestez, )
    • protester werkwoord (proteste, protestes, protestons, protestez, )
    • démentir werkwoord (démens, dément, démentons, démentez, )
    • contredire werkwoord (contredis, contredit, contredisons, contreditez, )
    • répliquer werkwoord (réplique, répliques, répliquons, répliquez, )
    • nier werkwoord (nie, nies, nions, niez, )
  2. weerspreken (tegenspreken; protesteren; tegenwerpen)
    contredire; répliquer
    • contredire werkwoord (contredis, contredit, contredisons, contreditez, )
    • répliquer werkwoord (réplique, répliques, répliquons, répliquez, )

Conjugations for weerspreken:

o.t.t.
  1. weerspreek
  2. weerspreekt
  3. weerspreekt
  4. weerspreken
  5. weerspreken
  6. weerspreken
o.v.t.
  1. weersprak
  2. weersprak
  3. weersprak
  4. weerspraken
  5. weerspraken
  6. weerspraken
v.t.t.
  1. heb weersproken
  2. hebt weersproken
  3. heeft weersproken
  4. hebben weersproken
  5. hebben weersproken
  6. hebben weersproken
v.v.t.
  1. had weersproken
  2. had weersproken
  3. had weersproken
  4. hadden weersproken
  5. hadden weersproken
  6. hadden weersproken
o.t.t.t.
  1. zal weerspreken
  2. zult weerspreken
  3. zal weerspreken
  4. zullen weerspreken
  5. zullen weerspreken
  6. zullen weerspreken
o.v.t.t.
  1. zou weerspreken
  2. zou weerspreken
  3. zou weerspreken
  4. zouden weerspreken
  5. zouden weerspreken
  6. zouden weerspreken
diversen
  1. weerspreek!
  2. weerspreekt!
  3. weersproken
  4. weersprekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor weerspreken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contester in tegenspraak zijn met; tegenspreken; weerspreken aanvechten; argumenteren; bestrijden; betwisten; disputeren; redetwisten; twisten
contredire in tegenspraak zijn met; protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten
démentir in tegenspraak zijn met; tegenspreken; weerspreken
nier in tegenspraak zijn met; tegenspreken; weerspreken loochenen; miskennen; niet weten te waarderen; onderschatten; onderwaarderen; ontkennen; refuteren; te laag inschatten; verstoten
protester in tegenspraak zijn met; tegenspreken; weerspreken brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
répliquer in tegenspraak zijn met; protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken antwoorden; argumenteren; beantwoorden; disputeren; redetwisten; responderen; twisten

Wiktionary: weerspreken

weerspreken
Cross Translation:
FromToVia
weerspreken contredire impugn — To verbally assault, especially to argue against an opinion, motive, or action