Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. zat:
  2. zitten:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor zat:
    • saoul


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zat (Nederlands) in het Frans

zat:

zat bijvoeglijk naamwoord

  1. zat (meer dan genoeg)
    à revendre; à gogo; à la pelle; plus qu'il n'en faut
  2. zat (dronken; beschonken; ladderzat; bezopen)
    soûl; bourré; ivre; éméché; aviné; raide; gris
    • soûl bijvoeglijk naamwoord
    • bourré bijvoeglijk naamwoord
    • ivre bijvoeglijk naamwoord
    • éméché bijvoeglijk naamwoord
    • aviné bijvoeglijk naamwoord
    • raide bijvoeglijk naamwoord
    • gris bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor zat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- voldoende
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- dronken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- genoeg
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aviné beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat
bourré beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat afgeladen; bezopen; bomvol; gevuld; knalvol; ladderzat; laveloos; opgevuld; overvol; propvol; smoordronken; stampvol; stomdroken; stomdronken; straalbezopen; tjokvol; toeter; vol; volgepropt; volgestopt
gris beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat aangeschoten; beneveld; beschonken; blank; bleek; boosaardig; druilerig; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsharig; halfdronken; kleurloos; ladderzat; laveloos; miezerig; mistroostig; morsig; ongekleurd; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoordronken; somber; stomdronken; straalbezopen; teut; tipsy; toeter; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig
ivre beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; toeter
plus qu'il n'en faut meer dan genoeg; zat
raide beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat afgemeten; chagrijnig; harkerig; houterig; knorrig; korzelig; krukkig; nauw; nauwsluitend; nors; nurks; onbeholpen; onbuigzaam; onhandig; onverzettelijk; opgemeten; platzak; schutterig; slungelig; star; stijf; stijfjes; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; stumperig; stuntelig; sukkelig; taai; verstard
soûl beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen
à gogo meer dan genoeg; zat boordevol; volop
à la pelle meer dan genoeg; zat
à revendre meer dan genoeg; zat
éméché beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy

Verwante woorden van "zat":

  • zatheid, zate

Synoniemen voor "zat":


Antoniemen van "zat":


Verwante definities voor "zat":

  1. onder invloed van alcohol zodat je niet meer helder kunt denken1
    • hij is elke zaterdagavond zat1
  2. zoveel als nodig is en zelfs meer1
    • we hebben potloden zat1

Wiktionary: zat

zat
adjective
  1. Qui a le cerveau troubler par l’effet des boissons fermenter, par l’alcool, etc.

Cross Translation:
FromToVia
zat paqueté; saoul; bourré; ivre drunk — intoxicated after drinking too much alcohol
zat repaitre; rassasier full — satisfied, in relation to eating
zat ivre intoxicated — stupefied by alcohol

zitten:

zitten werkwoord (zit, zat, zaten, gezeten)

  1. zitten
  2. zitten
    asseoir
    • asseoir werkwoord (assieds, assied, asseyons, asseyez, )

Conjugations for zitten:

o.t.t.
  1. zit
  2. zit
  3. zit
  4. zitten
  5. zitten
  6. zitten
o.v.t.
  1. zat
  2. zat
  3. zat
  4. zaten
  5. zaten
  6. zaten
v.t.t.
  1. heb gezeten
  2. hebt gezeten
  3. heeft gezeten
  4. hebben gezeten
  5. hebben gezeten
  6. hebben gezeten
v.v.t.
  1. had gezeten
  2. had gezeten
  3. had gezeten
  4. hadden gezeten
  5. hadden gezeten
  6. hadden gezeten
o.t.t.t.
  1. zal zitten
  2. zult zitten
  3. zal zitten
  4. zullen zitten
  5. zullen zitten
  6. zullen zitten
o.v.t.t.
  1. zou zitten
  2. zou zitten
  3. zou zitten
  4. zouden zitten
  5. zouden zitten
  6. zouden zitten
diversen
  1. zit!
  2. zit!
  3. gezeten
  4. zittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zitten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asseoir zitten baseren; bijzetten; funderen; neerzetten; plaatsen; zetten
être assis zitten gevestigd zijn; gezeten zijn; opzitten; resideren; zetelen
- bevinden; ophouden

Verwante woorden van "zitten":

  • zit

Synoniemen voor "zitten":


Verwante definities voor "zitten":

  1. daar zijn1
    • hij zit boven1
  2. ermee bezigzijn1
    • hij zit te kleuren1
  3. iets wat daar is1
    • er zit een vlek op je broek1
  4. in die toestand zijn1
    • hij zit in spanning1
  5. op je billen rusten1
    • hij zit in de grote stoel1
  6. passen1
    • dat jasje zit goed1

Wiktionary: zitten

zitten
verb
  1. op het zitvlak rusten
zitten
Cross Translation:
FromToVia
zitten être be — occupy a place
zitten être assis; être assise sit — of a person, be in a position in which the upper body is upright and the legs are supported
zitten y avoir; il y a there be — to exist
zitten asseoir setzen — (reflexiv) sich selbst in eine sitzende Position bringen