Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. aai:
  2. aaien:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor aai in het Nederlands

aai:

aai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aai
    de liefkozing; aanhalen; de streling; vleien; de aai; aaiing; gestreel
    • liefkozing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanhalen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • streling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vleien [znw.] zelfstandig naamwoord
    • aai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aaiing [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gestreel [znw.] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "aai":


aaien:

aaien werkwoord (aai, aait, aaide, aaiden, geaaid)

  1. aaien
    aaien; strelen
    • aaien werkwoord (aai, aait, aaide, aaiden, geaaid)
    • strelen werkwoord (streel, streelt, streelde, streelden, gestreeld)

Conjugations for aaien:

o.t.t.
  1. aai
  2. aait
  3. aait
  4. aaien
  5. aaien
  6. aaien
o.v.t.
  1. aaide
  2. aaide
  3. aaide
  4. aaiden
  5. aaiden
  6. aaiden
v.t.t.
  1. heb geaaid
  2. hebt geaaid
  3. heeft geaaid
  4. hebben geaaid
  5. hebben geaaid
  6. hebben geaaid
v.v.t.
  1. had geaaid
  2. had geaaid
  3. had geaaid
  4. hadden geaaid
  5. hadden geaaid
  6. hadden geaaid
o.t.t.t.
  1. zal aaien
  2. zult aaien
  3. zal aaien
  4. zullen aaien
  5. zullen aaien
  6. zullen aaien
o.v.t.t.
  1. zou aaien
  2. zou aaien
  3. zou aaien
  4. zouden aaien
  5. zouden aaien
  6. zouden aaien
en verder
  1. ben geaaid
  2. bent geaaid
  3. is geaaid
  4. zijn geaaid
  5. zijn geaaid
  6. zijn geaaid
diversen
  1. aai!
  2. aait!
  3. geaaid
  4. aaiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "aaien":