Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. aanstoot:
  2. aanstoten:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor aanstoot in het Nederlands

aanstoot:

aanstoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanstoot
    de irritatie; de ergernis; de aanstoot; het misnoegen

aanstoten:

aanstoten werkwoord (stoot aan, stootte aan, stootten aan, aangestoten)

  1. aanstoten
    aanstoten
    • aanstoten werkwoord (stoot aan, stootte aan, stootten aan, aangestoten)

Conjugations for aanstoten:

o.t.t.
  1. stoot aan
  2. stoot aan
  3. stoot aan
  4. stoten aan
  5. stoten aan
  6. stoten aan
o.v.t.
  1. stootte aan
  2. stootte aan
  3. stootte aan
  4. stootten aan
  5. stootten aan
  6. stootten aan
v.t.t.
  1. heb aangestoten
  2. hebt aangestoten
  3. heeft aangestoten
  4. hebben aangestoten
  5. hebben aangestoten
  6. hebben aangestoten
v.v.t.
  1. had aangestoten
  2. had aangestoten
  3. had aangestoten
  4. hadden aangestoten
  5. hadden aangestoten
  6. hadden aangestoten
o.t.t.t.
  1. zal aanstoten
  2. zult aanstoten
  3. zal aanstoten
  4. zullen aanstoten
  5. zullen aanstoten
  6. zullen aanstoten
o.v.t.t.
  1. zou aanstoten
  2. zou aanstoten
  3. zou aanstoten
  4. zouden aanstoten
  5. zouden aanstoten
  6. zouden aanstoten
diversen
  1. stoot aan!
  2. stoot aan!
  3. aangestoten
  4. aanstotende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanstoten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanstoten
    het porren; aanstoten
    • porren [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aanstoten [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. aanstoten
    het proosten; aanstoten

Verwante synoniemen voor aanstoot