Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. afgehandeld:
  2. afhandelen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor afgehandeld in het Nederlands

afgehandeld:

afgehandeld bijvoeglijk naamwoord

  1. afgehandeld
    afgehandeld

afhandelen:

afhandelen werkwoord (handel af, handelt af, handelde af, handelden af, afgehandeld)

  1. afhandelen
    afhandelen; twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen
    • afhandelen werkwoord (handel af, handelt af, handelde af, handelden af, afgehandeld)
    • beslechten werkwoord (beslecht, beslechtte, beslechtten, beslecht)
    • afdoen werkwoord (doe af, doet af, deed af, deden af, afgedaan)

Conjugations for afhandelen:

o.t.t.
  1. handel af
  2. handelt af
  3. handelt af
  4. handelen af
  5. handelen af
  6. handelen af
o.v.t.
  1. handelde af
  2. handelde af
  3. handelde af
  4. handelden af
  5. handelden af
  6. handelden af
v.t.t.
  1. heb afgehandeld
  2. hebt afgehandeld
  3. heeft afgehandeld
  4. hebben afgehandeld
  5. hebben afgehandeld
  6. hebben afgehandeld
v.v.t.
  1. had afgehandeld
  2. had afgehandeld
  3. had afgehandeld
  4. hadden afgehandeld
  5. hadden afgehandeld
  6. hadden afgehandeld
o.t.t.t.
  1. zal afhandelen
  2. zult afhandelen
  3. zal afhandelen
  4. zullen afhandelen
  5. zullen afhandelen
  6. zullen afhandelen
o.v.t.t.
  1. zou afhandelen
  2. zou afhandelen
  3. zou afhandelen
  4. zouden afhandelen
  5. zouden afhandelen
  6. zouden afhandelen
diversen
  1. handel af!
  2. handelt af!
  3. afgehandeld
  4. afhandelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afhandelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afhandelen
    afhandelen