Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. afrijden:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor afrijden in het Nederlands

afrijden:

afrijden werkwoord (rijd af, rijdt af, reed af, reden af, afgereden)

  1. afrijden
    afrijden; eraf rijden; omlaagrijden; naar beneden rijden
    • afrijden werkwoord (rijd af, rijdt af, reed af, reden af, afgereden)
    • eraf rijden werkwoord (rijd eraf, rijdt eraf, reed eraf, reden eraf, eraf gereden)
    • omlaagrijden werkwoord (rijd omlaag, rijdt omlaag, reed omlaag, reden omlaag, omlaaggereden)

Conjugations for afrijden:

o.t.t.
  1. rijd af
  2. rijdt af
  3. rijdt af
  4. rijden af
  5. rijden af
  6. rijden af
o.v.t.
  1. reed af
  2. reed af
  3. reed af
  4. reden af
  5. reden af
  6. reden af
v.t.t.
  1. ben afgereden
  2. bent afgereden
  3. is afgereden
  4. zijn afgereden
  5. zijn afgereden
  6. zijn afgereden
v.v.t.
  1. was afgereden
  2. was afgereden
  3. was afgereden
  4. waren afgereden
  5. waren afgereden
  6. waren afgereden
o.t.t.t.
  1. zal afrijden
  2. zult afrijden
  3. zal afrijden
  4. zullen afrijden
  5. zullen afrijden
  6. zullen afrijden
o.v.t.t.
  1. zou afrijden
  2. zou afrijden
  3. zou afrijden
  4. zouden afrijden
  5. zouden afrijden
  6. zouden afrijden
diversen
  1. rijd af!
  2. rijdt af!
  3. afgereden
  4. afrijdende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze