Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. bevloeien:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor bevloeien in het Nederlands

bevloeien:

bevloeien werkwoord (bevloei, bevloeit, bevloeide, bevloeiden, bevloeid)

  1. bevloeien
    irrigeren; bevloeien
    • irrigeren werkwoord (irrigeer, irrigeert, irrigeerde, irrigeerden, geïrrigeerd)
    • bevloeien werkwoord (bevloei, bevloeit, bevloeide, bevloeiden, bevloeid)

Conjugations for bevloeien:

o.t.t.
  1. bevloei
  2. bevloeit
  3. bevloeit
  4. bevloeien
  5. bevloeien
  6. bevloeien
o.v.t.
  1. bevloeide
  2. bevloeide
  3. bevloeide
  4. bevloeiden
  5. bevloeiden
  6. bevloeiden
v.t.t.
  1. heb bevloeid
  2. hebt bevloeid
  3. heeft bevloeid
  4. hebben bevloeid
  5. hebben bevloeid
  6. hebben bevloeid
v.v.t.
  1. had bevloeid
  2. had bevloeid
  3. had bevloeid
  4. hadden bevloeid
  5. hadden bevloeid
  6. hadden bevloeid
o.t.t.t.
  1. zal bevloeien
  2. zult bevloeien
  3. zal bevloeien
  4. zullen bevloeien
  5. zullen bevloeien
  6. zullen bevloeien
o.v.t.t.
  1. zou bevloeien
  2. zou bevloeien
  3. zou bevloeien
  4. zouden bevloeien
  5. zouden bevloeien
  6. zouden bevloeien
diversen
  1. bevloei!
  2. bevloeit!
  3. bevloeid
  4. bevloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze