Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. bok:
  2. bokken:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor bok in het Nederlands

bok:

bok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bok
    de bok; mannetjesgeit
    • bok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mannetjesgeit [znw.] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "bok":


bok vorm van bokken:

bokken werkwoord (bok, bokt, bokte, bokten, gebokt)

  1. bokken
    steigeren; bokken; bokkig zijn
    • steigeren werkwoord (steiger, steigert, steigerde, steigerden, gesteigerd)
    • bokken werkwoord (bok, bokt, bokte, bokten, gebokt)
    • bokkig zijn werkwoord (ben bokkig, bent bokkig, is bokkig, was bokkig, waren bokkig, bokkig geweest)

Conjugations for bokken:

o.t.t.
  1. bok
  2. bokt
  3. bokt
  4. bokken
  5. bokken
  6. bokken
o.v.t.
  1. bokte
  2. bokte
  3. bokte
  4. bokten
  5. bokten
  6. bokten
v.t.t.
  1. heb gebokt
  2. hebt gebokt
  3. heeft gebokt
  4. hebben gebokt
  5. hebben gebokt
  6. hebben gebokt
v.v.t.
  1. had gebokt
  2. had gebokt
  3. had gebokt
  4. hadden gebokt
  5. hadden gebokt
  6. hadden gebokt
o.t.t.t.
  1. zal bokken
  2. zult bokken
  3. zal bokken
  4. zullen bokken
  5. zullen bokken
  6. zullen bokken
o.v.t.t.
  1. zou bokken
  2. zou bokken
  3. zou bokken
  4. zouden bokken
  5. zouden bokken
  6. zouden bokken
diversen
  1. bok!
  2. bokt!
  3. gebokt
  4. bokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "bokken":