Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. evenaar:
  2. evenaren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor evenaar in het Nederlands

evenaar:

evenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de evenaar
    de equator; de evenaar
    • equator [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • evenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "evenaar":


evenaar vorm van evenaren:

evenaren werkwoord (evenaar, evenaart, evenaarde, evenaarden, geëvenaard)

  1. evenaren
    evenaren
    • evenaren werkwoord (evenaar, evenaart, evenaarde, evenaarden, geëvenaard)

Conjugations for evenaren:

o.t.t.
  1. evenaar
  2. evenaart
  3. evenaart
  4. evenaren
  5. evenaren
  6. evenaren
o.v.t.
  1. evenaarde
  2. evenaarde
  3. evenaarde
  4. evenaarden
  5. evenaarden
  6. evenaarden
v.t.t.
  1. heb geëvenaard
  2. hebt geëvenaard
  3. heeft geëvenaard
  4. hebben geëvenaard
  5. hebben geëvenaard
  6. hebben geëvenaard
v.v.t.
  1. had geëvenaard
  2. had geëvenaard
  3. had geëvenaard
  4. hadden geëvenaard
  5. hadden geëvenaard
  6. hadden geëvenaard
o.t.t.t.
  1. zal evenaren
  2. zult evenaren
  3. zal evenaren
  4. zullen evenaren
  5. zullen evenaren
  6. zullen evenaren
o.v.t.t.
  1. zou evenaren
  2. zou evenaren
  3. zou evenaren
  4. zouden evenaren
  5. zouden evenaren
  6. zouden evenaren
en verder
  1. ben geëvenaard
  2. bent geëvenaard
  3. is geëvenaard
  4. zijn geëvenaard
  5. zijn geëvenaard
  6. zijn geëvenaard
diversen
  1. evenaar!
  2. evenaart!
  3. geëvenaard
  4. evenarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "evenaren":