Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. flitsend:
  2. flitsen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor flitsend in het Nederlands

flitsend:

flitsend bijvoeglijk naamwoord

  1. flitsend
    flitsend; vlot
  2. flitsend
    trendy; snel; hip; flitsend; vlot
    • trendy bijvoeglijk naamwoord
    • snel bijvoeglijk naamwoord
    • hip bijvoeglijk naamwoord
    • flitsend bijvoeglijk naamwoord
    • vlot bijvoeglijk naamwoord
  3. flitsend
    trendy; modieus; hip; flitsend; snel; vlot
    • trendy bijvoeglijk naamwoord
    • modieus bijvoeglijk naamwoord
    • hip bijvoeglijk naamwoord
    • flitsend bijvoeglijk naamwoord
    • snel bijvoeglijk naamwoord
    • vlot bijvoeglijk naamwoord

flitsen:

flitsen werkwoord (flits, flitst, flitste, flitsten, geflits)

  1. flitsen
    oplichten; flitsen; lichten
    • oplichten werkwoord (licht op, lichtte op, lichtten op, opgelicht)
    • flitsen werkwoord (flits, flitst, flitste, flitsten, geflits)
    • lichten werkwoord (licht, lichtte, lichtten, gelicht)

Conjugations for flitsen:

o.t.t.
  1. flits
  2. flitst
  3. flitst
  4. flitsen
  5. flitsen
  6. flitsen
o.v.t.
  1. flitste
  2. flitste
  3. flitste
  4. flitsten
  5. flitsten
  6. flitsten
v.t.t.
  1. heb geflits
  2. hebt geflits
  3. heeft geflits
  4. hebben geflits
  5. hebben geflits
  6. hebben geflits
v.v.t.
  1. had geflits
  2. had geflits
  3. had geflits
  4. hadden geflits
  5. hadden geflits
  6. hadden geflits
o.t.t.t.
  1. zal flitsen
  2. zult flitsen
  3. zal flitsen
  4. zullen flitsen
  5. zullen flitsen
  6. zullen flitsen
o.v.t.t.
  1. zou flitsen
  2. zou flitsen
  3. zou flitsen
  4. zouden flitsen
  5. zouden flitsen
  6. zouden flitsen
en verder
  1. is geflits
  2. zijn geflits
diversen
  1. flits!
  2. flitst!
  3. geflits
  4. flitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "flitsen":