Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. geallieerd:
  2. alliëren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor geallieerd in het Nederlands

geallieerd:

geallieerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geallieerd
    geallieerd

Verwante woorden van "geallieerd":


geallieerd vorm van alliëren:

alliëren werkwoord (allieer, allieert, allieerde, allieerden, geallieerd)

  1. alliëren
    alliëren
    • alliëren werkwoord (allieer, allieert, allieerde, allieerden, geallieerd)

Conjugations for alliëren:

o.t.t.
  1. allieer
  2. allieert
  3. allieert
  4. alliëren
  5. alliëren
  6. alliëren
o.v.t.
  1. allieerde
  2. allieerde
  3. allieerde
  4. allieerden
  5. allieerden
  6. allieerden
v.t.t.
  1. ben geallieerd
  2. bent geallieerd
  3. is geallieerd
  4. zijn geallieerd
  5. zijn geallieerd
  6. zijn geallieerd
v.v.t.
  1. was geallieerd
  2. was geallieerd
  3. was geallieerd
  4. waren geallieerd
  5. waren geallieerd
  6. waren geallieerd
o.t.t.t.
  1. zal alliëren
  2. zult alliëren
  3. zal alliëren
  4. zullen alliëren
  5. zullen alliëren
  6. zullen alliëren
o.v.t.t.
  1. zou alliëren
  2. zou alliëren
  3. zou alliëren
  4. zouden alliëren
  5. zouden alliëren
  6. zouden alliëren
diversen
  1. allieer!
  2. allieert!
  3. geallieerd
  4. allierende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze