Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. geslaagd:
  2. slagen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor geslaagd in het Nederlands

geslaagd:

geslaagd bijvoeglijk naamwoord

  1. geslaagd
    succesvol; geslaagd

geslaagd vorm van slagen:

slagen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het slagen
    lukken; het slagen; gelukken
    • lukken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • slagen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gelukken [znw.] zelfstandig naamwoord

slagen werkwoord (slaag, slaagt, slaagde, slaagden, geslaagd)

  1. slagen
    slagen; succes hebben
    • slagen werkwoord (slaag, slaagt, slaagde, slaagden, geslaagd)
    • succes hebben werkwoord (heb succes, hebt succes, had succes, hadden succes, succes gehad)
  2. slagen
    – goed lukken 1
    slagen
    – goed lukken 1
    • slagen werkwoord (slaag, slaagt, slaagde, slaagden, geslaagd)
      • ik hoop maar dat het feest slaagt1
  3. slagen
    – het examen halen 1
    slagen
    – het examen halen 1
    • slagen werkwoord (slaag, slaagt, slaagde, slaagden, geslaagd)
      • hij is geslaagd voor de havo1
  4. slagen
    – het met succes doen 1
    slagen
    – het met succes doen 1
    • slagen werkwoord (slaag, slaagt, slaagde, slaagden, geslaagd)
      • zij slaagde erin directeur te worden1

Conjugations for slagen:

o.t.t.
  1. slaag
  2. slaagt
  3. slaagt
  4. slagen
  5. slagen
  6. slagen
o.v.t.
  1. slaagde
  2. slaagde
  3. slaagde
  4. slaagden
  5. slaagden
  6. slaagden
v.t.t.
  1. ben geslaagd
  2. bent geslaagd
  3. is geslaagd
  4. zijn geslaagd
  5. zijn geslaagd
  6. zijn geslaagd
v.v.t.
  1. was geslaagd
  2. was geslaagd
  3. was geslaagd
  4. waren geslaagd
  5. waren geslaagd
  6. waren geslaagd
o.t.t.t.
  1. zal slagen
  2. zult slagen
  3. zal slagen
  4. zullen slagen
  5. zullen slagen
  6. zullen slagen
o.v.t.t.
  1. zou slagen
  2. zou slagen
  3. zou slagen
  4. zouden slagen
  5. zouden slagen
  6. zouden slagen
diversen
  1. slaag!
  2. slaagt!
  3. geslaagd
  4. slagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "slagen":


Antoniemen van "slagen":


Verwante definities voor "slagen":

  1. goed lukken1
    • ik hoop maar dat het feest slaagt1
  2. het examen halen1
    • hij is geslaagd voor de havo1
  3. het met succes doen1
    • zij slaagde erin directeur te worden1