Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gesticht in het Nederlands

gesticht:

gesticht bijvoeglijk naamwoord

  1. gesticht
    opgericht; gesticht

gesticht [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gesticht
    psychiatrische inrichting; het gekkenhuis; het krankzinnigengesticht; krankzinnigeninrichting; dolhuis; de inrichting; het gesticht

Verwante woorden van "gesticht":

  • gestichte

gesticht vorm van stichten:

stichten werkwoord (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)

  1. stichten
    oprichten; stichten; instellen; invoeren
    • oprichten werkwoord (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
    • stichten werkwoord (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)
    • instellen werkwoord (stel in, stelt in, stelde in, stelden in, ingesteld)
    • invoeren werkwoord (voer in, voert in, voerde in, voerden in, ingevoerd)
  2. stichten
    – het laten ontstaan 1
    beginnen; oprichten; stichten
    – het laten ontstaan 1
    • beginnen werkwoord (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
      • ?1
    • oprichten werkwoord (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
      • hij richtte een oudercommissie op1
    • stichten werkwoord (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)
      • we gaan een gezin stichten1

Conjugations for stichten:

o.t.t.
  1. sticht
  2. sticht
  3. sticht
  4. stichten
  5. stichten
  6. stichten
o.v.t.
  1. stichtte
  2. stichtte
  3. stichtte
  4. stichtten
  5. stichtten
  6. stichtten
v.t.t.
  1. heb gesticht
  2. hebt gesticht
  3. heeft gesticht
  4. hebben gesticht
  5. hebben gesticht
  6. hebben gesticht
v.v.t.
  1. had gesticht
  2. had gesticht
  3. had gesticht
  4. hadden gesticht
  5. hadden gesticht
  6. hadden gesticht
o.t.t.t.
  1. zal stichten
  2. zult stichten
  3. zal stichten
  4. zullen stichten
  5. zullen stichten
  6. zullen stichten
o.v.t.t.
  1. zou stichten
  2. zou stichten
  3. zou stichten
  4. zouden stichten
  5. zouden stichten
  6. zouden stichten
en verder
  1. ben gesticht
  2. bent gesticht
  3. is gesticht
  4. zijn gesticht
  5. zijn gesticht
  6. zijn gesticht
diversen
  1. sticht!
  2. stichtt!
  3. gesticht
  4. stichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "stichten":


Alternatieve synoniemen voor "stichten":


Antoniemen van "stichten":


Verwante definities voor "stichten":

  1. het laten ontstaan1
    • we gaan een gezin stichten1

Verwante synoniemen voor gesticht