Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gezondheid in het Nederlands

gezondheid:

gezondheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gezondheid
    de gezondheid; het welzijn
  2. de gezondheid
    – toestand waarin je niets mankeert 1
    de gezondheid
    – toestand waarin je niets mankeert 1
    • gezondheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • mijn gezondheid is goed: ik ben nooit ziek1

Verwante woorden van "gezondheid":


Antoniemen van "gezondheid":


Verwante definities voor "gezondheid":

  1. toestand waarin je niets mankeert1
    • mijn gezondheid is goed: ik ben nooit ziek1

gezond:

gezond bijvoeglijk naamwoord

  1. gezond
    gezond; fit; blakend; getraind
  2. gezond
    blakend van gezondheid; gezond; fit; zonder ziekte
  3. gezond
    gezond; zonder ziekte; blakend
  4. gezond
    gezond; gezondheidsbevorderend
  5. gezond
    – goed voor je lichaam 1
    gezond
    – goed voor je lichaam 1
    • gezond bijvoeglijk naamwoord
      • zwemmen is gezond1
  6. gezond
    – wie lichamelijk goed in orde is 1
    gezond
    – wie lichamelijk goed in orde is 1
    • gezond bijvoeglijk naamwoord
      • een gezond mens hoeft nooit naar de dokter1

Verwante woorden van "gezond":

  • gezondheid, gezonder, gezondere, gezondst, gezondste

Antoniemen van "gezond":


Verwante definities voor "gezond":

  1. goed voor je lichaam1
    • zwemmen is gezond1
  2. wie lichamelijk goed in orde is1
    • een gezond mens hoeft nooit naar de dokter1

Verwante synoniemen voor gezondheid