Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. grommen:
  2. grom:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor grommen in het Nederlands

grommen:

grommen werkwoord (grom, gromt, gromde, gromden, gegromd)

  1. grommen
    grommen
    • grommen werkwoord (grom, gromt, gromde, gromden, gegromd)

Conjugations for grommen:

o.t.t.
  1. grom
  2. gromt
  3. gromt
  4. grommen
  5. grommen
  6. grommen
o.v.t.
  1. gromde
  2. gromde
  3. gromde
  4. gromden
  5. gromden
  6. gromden
v.t.t.
  1. heb gegromd
  2. hebt gegromd
  3. heeft gegromd
  4. hebben gegromd
  5. hebben gegromd
  6. hebben gegromd
v.v.t.
  1. had gegromd
  2. had gegromd
  3. had gegromd
  4. hadden gegromd
  5. hadden gegromd
  6. hadden gegromd
o.t.t.t.
  1. zal grommen
  2. zult grommen
  3. zal grommen
  4. zullen grommen
  5. zullen grommen
  6. zullen grommen
o.v.t.t.
  1. zou grommen
  2. zou grommen
  3. zou grommen
  4. zouden grommen
  5. zouden grommen
  6. zouden grommen
diversen
  1. grom!
  2. gromt!
  3. gegromd
  4. grommend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "grommen":


grommen vorm van grom:

grom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de grom
    de snauw; de grauw; de grom
    • snauw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • grauw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • grom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "grom":