Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor guiten in het Nederlands

guiten:

guiten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de guiten
    de guiten; de olijkerds
    • guiten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • olijkerds [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de guiten
    de deugnieten; de gladakkers; boefjes; de guiten; de schavuiten

Verwante woorden van "guiten":


guit:

guit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de guit
    de guit; de deugniet; de stinkerd; de snaak; de rakker
    • guit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • deugniet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stinkerd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • snaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de guit
    de paljas; de olijkerd; de guit
    • paljas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • olijkerd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • guit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de guit
    de uilenspiegel; de grappenmaker; de guit; de komiek; de pias; de paljas; de snaak; mallerd; de olijkerd
    • uilenspiegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • grappenmaker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • guit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • komiek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pias [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • paljas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • snaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mallerd [znw.] zelfstandig naamwoord
    • olijkerd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "guit":