Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Nederlands ->Zoek: halen

Nederlandse zoekresultaten voor: halen

Overzicht

Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...

halen:
- pakken; halen
- halen
hal:
- hal; entreehal; vestibule; portaal; voorportaal; entree; verbindingsgang; overloop; salon; receptiekamer; ontvangstruimte; vishal; ridderzaal

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor halen in het Nederlands

halen:

halen werkwoord (haal, haalt, haalde, haalden, gehaald)

halen
pakken; halen
- pakken werkwoord (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
- halen werkwoord (haal, haalt, haalde, haalden, gehaald)
halen

– er naar toe gaan en het meenemen ¹
halen
– er naar toe gaan en het meenemen ¹
- halen werkwoord (haal, haalt, haalde, haalden, gehaald)
  - haal jij even sinaasappels op de markt?¹
halen

– erin slagen het te bereiken ¹
halen
– erin slagen het te bereiken ¹
- halen werkwoord (haal, haalt, haalde, haalden, gehaald)
  - ik heb de trein gehaald¹

Conjugations for halen:

o.t.t.

haal
haalt
haalt
halen
halen
halen

o.v.t.

haalde
haalde
haalde
haalden
haalden
haalden

v.t.t.

heb gehaald
hebt gehaald
heeft gehaald
hebben gehaald
hebben gehaald
hebben gehaald

v.v.t.

had gehaald
had gehaald
had gehaald
hadden gehaald
hadden gehaald
hadden gehaald

o.t.t.t.

zal halen
zult halen
zal halen
zullen halen
zullen halen
zullen halen

o.v.t.t.

zou halen
zou halen
zou halen
zouden halen
zouden halen
zouden halen

en verder

ben gehaald
bent gehaald
is gehaald
zijn gehaald
zijn gehaald
zijn gehaald

diversen

haal!
haalt!
gehaald
halend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

halen [het ~] zelfstandig naamwoord

het halen
het halen
- halen [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "halen":

hal, haal

Antoniemen van "halen":

brengen

Verwante definities voor "halen":

er naar toe gaan en het meenemen¹
- haal jij even sinaasappels op de markt?¹
erin slagen het te bereiken¹
- ik heb de trein gehaald¹

halen vorm van hal:

hal [de ~] zelfstandig naamwoord

de hal
de hal; de entreehal
- hal [de ~] zelfstandig naamwoord
- entreehal [de ~] zelfstandig naamwoord
de hal
de vestibule; het portaal; het voorportaal; de hal; de entree
- vestibule [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- portaal [het ~] zelfstandig naamwoord
- voorportaal [het ~] zelfstandig naamwoord
- hal [de ~] zelfstandig naamwoord
- entree [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
de hal
verbindingsgang; de hal; de overloop; het portaal
- verbindingsgang [znw.] zelfstandig naamwoord
- hal [de ~] zelfstandig naamwoord
- overloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- portaal [het ~] zelfstandig naamwoord
de hal
de salon; receptiekamer; de hal; de ontvangstruimte
- salon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- receptiekamer [znw.] zelfstandig naamwoord
- hal [de ~] zelfstandig naamwoord
- ontvangstruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
de hal
de hal; vishal
- hal [de ~] zelfstandig naamwoord
- vishal [znw.] zelfstandig naamwoord
de hal
de ridderzaal; de hal
- ridderzaal [de ~] zelfstandig naamwoord
- hal [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "hal":

hallen, halen, hals

Verwante synoniemen voor halen

¹Muiswerk Woordenboek