Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor heersend in het Nederlands

heersend:

heersend bijvoeglijk naamwoord

  1. heersend
    heersend; regerend

heersend vorm van heersen:

heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)

  1. heersen
    heersen; de overhand hebben
    • heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)
    • de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)
  2. heersen
    heersen; heerschappij voeren
  3. heersen
    heersen; heersen van griep; verspreiden van ziekte
  4. heersen
    overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • regeren werkwoord (regeer, regeert, regeerde, regeerden, geregeerd)
    • heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)
    • gezaghebben werkwoord
    • macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
  5. heersen
    – de macht hebben, de baas zijn 1
    heersen
    – de macht hebben, de baas zijn 1
    • heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)
      • Karel V heerste over vele landen1
  6. heersen
    – veel voorkomen 1
    heersen
    – veel voorkomen 1
    • heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)
      • er heerst weer griep1

Conjugations for heersen:

o.t.t.
  1. heers
  2. heerst
  3. heerst
  4. heersen
  5. heersen
  6. heersen
o.v.t.
  1. heerste
  2. heerste
  3. heerste
  4. heersten
  5. heersten
  6. heersten
v.t.t.
  1. heb geheerst
  2. hebt geheerst
  3. heeft geheerst
  4. hebben geheerst
  5. hebben geheerst
  6. hebben geheerst
v.v.t.
  1. had geheerst
  2. had geheerst
  3. had geheerst
  4. hadden geheerst
  5. hadden geheerst
  6. hadden geheerst
o.t.t.t.
  1. zal heersen
  2. zult heersen
  3. zal heersen
  4. zullen heersen
  5. zullen heersen
  6. zullen heersen
o.v.t.t.
  1. zou heersen
  2. zou heersen
  3. zou heersen
  4. zouden heersen
  5. zouden heersen
  6. zouden heersen
diversen
  1. heers!
  2. heerst!
  3. geheerst
  4. heersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "heersen":

  1. de macht hebben, de baas zijn1
    • Karel V heerste over vele landen1
  2. veel voorkomen1
    • er heerst weer griep1