Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor immuniteit in het Nederlands

immuniteit:

immuniteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de immuniteit
    de immuniteit; onvatbaarheid; onvatbaarheid voor ziekte
  2. de immuniteit
    de onschendbaarheid; de onkwetsbaarheid; de immuniteit

Verwante woorden van "immuniteit":

  • immuniteiten