Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Nederlands ->Zoek: kappen

Nederlandse zoekresultaten voor: kappen

Overzicht

Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...

kappen:
- kappen; hakken; bomen kappen; vellen; omhakken; houwen; coifferen; knippen
- kappen; vellen; omhakken; eindigen; ophouden; staken; uitscheiden; afhaken
kap:
- kap; hoofddeksel; dak; overdekking; afdekkap; koepel; overkapping

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kappen in het Nederlands

kappen:

kappen werkwoord (kap, kapt, kapte, kapten, gekapt)

kappen
kappen; hakken; bomen kappen; vellen; omhakken; houwen
- kappen werkwoord (kap, kapt, kapte, kapten, gekapt)
- hakken werkwoord (hak, hakt, hakte, hakten, gehakt)
- bomen kappen werkwoord
- vellen werkwoord (vel, velt, velde, velden, geveld)
- omhakken werkwoord (hak om, hakt om, hakte om, hakten om, omgehakt)
- houwen werkwoord (houw, houwt, houwde, houwden, gehouwd)
kappen
coifferen; knippen; kappen
- coifferen werkwoord
- knippen werkwoord (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)
- kappen werkwoord (kap, kapt, kapte, kapten, gekapt)

Conjugations for kappen:

o.t.t.

kap
kapt
kapt
kappen
kappen
kappen

o.v.t.

kapte
kapte
kapte
kapten
kapten
kapten

v.t.t.

heb gekapt
hebt gekapt
heeft gekapt
hebben gekapt
hebben gekapt
hebben gekapt

v.v.t.

had gekapt
had gekapt
had gekapt
hadden gekapt
hadden gekapt
hadden gekapt

o.t.t.t.

zal kappen
zult kappen
zal kappen
zullen kappen
zullen kappen
zullen kappen

o.v.t.t.

zou kappen
zou kappen
zou kappen
zouden kappen
zouden kappen
zouden kappen

en verder

ben gekapt
bent gekapt
is gekapt
zijn gekapt
zijn gekapt
zijn gekapt

diversen

kap!
kapt!
gekapt
kappend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kappen [het ~] zelfstandig naamwoord

het kappen
het kappen; het vellen; omhakken
- kappen [het ~] zelfstandig naamwoord
- vellen [het ~] zelfstandig naamwoord
- omhakken [znw.] zelfstandig naamwoord
het kappen
eindigen; ophouden; het staken; uitscheiden; het kappen; afhaken
- eindigen [znw.] zelfstandig naamwoord
- ophouden [znw.] zelfstandig naamwoord
- staken [het ~] zelfstandig naamwoord
- uitscheiden [znw.] zelfstandig naamwoord
- kappen [het ~] zelfstandig naamwoord
- afhaken [znw.] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "kappen":

kap

kappen vorm van kap:

kap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de kap
de kap; het hoofddeksel
- kap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- hoofddeksel [het ~] zelfstandig naamwoord
de kap
het dak; de overdekking; afdekkap; de koepel; de kap; de overkapping
- dak [het ~] zelfstandig naamwoord
- overdekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afdekkap [znw.] zelfstandig naamwoord
- koepel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- overkapping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "kap":

kappen, kapen, kapje

Verwante synoniemen voor kappen