Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. ketteren:
  2. ketter:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor ketteren in het Nederlands

ketteren:

ketteren werkwoord (ketter, kettert, ketterde, ketterden, geketterd)

  1. ketteren
    ketteren
    • ketteren werkwoord (ketter, kettert, ketterde, ketterden, geketterd)

Conjugations for ketteren:

o.t.t.
  1. ketter
  2. kettert
  3. kettert
  4. ketteren
  5. ketteren
  6. ketteren
o.v.t.
  1. ketterde
  2. ketterde
  3. ketterde
  4. ketterden
  5. ketterden
  6. ketterden
v.t.t.
  1. heb geketterd
  2. hebt geketterd
  3. heeft geketterd
  4. hebben geketterd
  5. hebben geketterd
  6. hebben geketterd
v.v.t.
  1. had geketterd
  2. had geketterd
  3. had geketterd
  4. hadden geketterd
  5. hadden geketterd
  6. hadden geketterd
o.t.t.t.
  1. zal ketteren
  2. zult ketteren
  3. zal ketteren
  4. zullen ketteren
  5. zullen ketteren
  6. zullen ketteren
o.v.t.t.
  1. zou ketteren
  2. zou ketteren
  3. zou ketteren
  4. zouden ketteren
  5. zouden ketteren
  6. zouden ketteren
diversen
  1. ketter!
  2. kettert!
  3. geketterd
  4. ketterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "ketteren":


ketteren vorm van ketter:

ketter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de ketter
    de ketter
    • ketter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "ketter":