Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kosten in het Nederlands

kosten:

kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kosten
    de kosten; de belasting; de heffing; de leges
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • belasting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • heffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leges [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de kosten
    de kosten; de uitgaven; de onkosten; de kost; de uitgaaf
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • uitgaven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • onkosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitgaaf [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de kosten
    de kosten
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord

kosten werkwoord

  1. kosten
    – hoeveel geld je ervoor moet betalen 1
    kosten; bedragen
    – hoeveel geld je ervoor moet betalen 1
    • kosten werkwoord
      • hoeveel kost dit horloge?1
    • bedragen werkwoord (bedraag, bedraagt, bedroeg, bedroegen, bedragen)
      • de kosten voor deze reis bedragen 200 gulden1
  2. kosten
    – wat het vraagt 1
    kosten; vergen
    – wat het vraagt 1
    • kosten werkwoord
      • opstaan kost veel moeite1
    • vergen werkwoord (verg, vergt, vergde, vergden, gevergd)
      • zo'n verhuizing vergt heel wat inspanning1

Verwante woorden van "kosten":


Alternatieve synoniemen voor "kosten":


Antoniemen van "kosten":


Verwante definities voor "kosten":

  1. hoeveel geld je ervoor moet betalen1
    • hoeveel kost dit horloge?1
  2. wat het vraagt1
    • opstaan kost veel moeite1

kost:

kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kost
    de voeding; de voedsel; de spijziging; de kost
    • voeding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • voedsel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spijziging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    het eten
    – wat je bij de maaltijd tot je neemt 1
    • eten [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het eten is koud1
  2. de kost
    de kosten; de uitgaven; de onkosten; de kost; de uitgaaf
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • uitgaven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • onkosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitgaaf [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de kost
    het onderhoud; onderhoudsgeld; de voedsel; de kost
  4. de kost
    – wat je bij de maaltijd tot je neemt 1
    het eten; de kost
    – wat je bij de maaltijd tot je neemt 1
    • eten [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het eten is koud1
    • kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • boerenkool is stevige kost1
  5. de kost
    – wat je ervoor moet betalen 1
    de kost
    – wat je ervoor moet betalen 1
    • kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de kosten van levensmiddelen zijn hoog1
  6. de kost
    – wat je nodig hebt om te kunnen leven 1
    de kost
    – wat je nodig hebt om te kunnen leven 1
    • kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • hij verdient de kost voor zijn gezin1

Verwante woorden van "kost":


Alternatieve synoniemen voor "kost":


Verwante definities voor "kost":

  1. wat je bij de maaltijd tot je neemt1
    • boerenkool is stevige kost1
  2. wat je ervoor moet betalen1
    • de kosten van levensmiddelen zijn hoog1
  3. wat je nodig hebt om te kunnen leven1
    • hij verdient de kost voor zijn gezin1

Verwante synoniemen voor kosten