Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor leraren in het Nederlands

leraren:

leraren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de leraren
    de leraren; de docenten
    • leraren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • docenten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "leraren":


leraar:

leraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de leraar
    de leraar; de docent; de leermeester; de instructeur
    • leraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • docent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leermeester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • instructeur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de leraar
    de leraar; de pedant; leraar op basisschool; de leerkracht; de onderwijzer; de schoolmeester; de meester
  3. de leraar
    de leraar; de pedant; de leerkracht; de onderwijzer; de schoolmeester; de meester
  4. de leraar
    – iemand die lesgeeft 1
    de leraar
    – iemand die lesgeeft 1
    • leraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • welke leraar hebben we voor scheikunde?1
    de docent; de juf
    • docent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • juf [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    de meester
    – leerkracht of leraar 1
    • meester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • hebben jullie een juffrouw of een meester op school?1
  5. de leraar
    – iemand die lesgeeft 1
    de leraar
    – iemand die lesgeeft 1
    • leraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • welke leraar hebben we voor scheikunde?1

Verwante woorden van "leraar":


Antoniemen van "leraar":


Verwante definities voor "leraar":

  1. iemand die lesgeeft1
    • welke leraar hebben we voor scheikunde?1