Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. maar:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor maar in het Nederlands

maar:

maar bijvoeglijk naamwoord

  1. maar
    echter; maar; niettemin; doch; nochtans
  2. maar
    echter; maar
    • echter bijvoeglijk naamwoord
    • maar bijvoeglijk naamwoord

maar [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de maar
    – geeft een tegenstelling aan 1
    de maar; echter; nochtans; doch
    – geeft een tegenstelling aan 1
    • maar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • hij is wel aardig, maar ook een beetje gek1
    • echter
      • Jan heeft echter weer bezwaren.1
    • nochtans
      • je hebt het gezegd, maar ik ben het nochtans vergeten1
    • doch
      • hij is lastig doch interessant1
  2. de maar
    – niet meer dan dat 1
    de maar; enkel; slechts
    – niet meer dan dat 1
    • maar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • hij heeft maar twee kinderen1
    • enkel bijvoeglijk naamwoord
      • we hadden daar enkel regen1
    • slechts bijwoord
      • hij heeft slechts twee paar sokken1

Alternatieve synoniemen voor "maar":


Verwante definities voor "maar":

  1. geeft een tegenstelling aan1
    • hij is wel aardig, maar ook een beetje gek1
  2. niet meer dan dat1
    • hij heeft maar twee kinderen1

Verwante synoniemen voor maar