Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor matig in het Nederlands
matig:
-
matig
-
matig
matig; zwak; middelmatig; min; zwakjes; niet al te best; onbeduidend-
matig bijvoeglijk naamwoord
-
zwak bijvoeglijk naamwoord
-
middelmatig bijvoeglijk naamwoord
-
min bijvoeglijk naamwoord
-
zwakjes bijwoord
-
niet al te best bijvoeglijk naamwoord
-
onbeduidend bijvoeglijk naamwoord
-
-
matig
-
matig
– niet erg veel, goed, groot, etc. 1
Verwante woorden van "matig":
Verwante definities voor "matig":
matigen:
-
matigen
-
matigen
besparen; matigen; geld besparen; minder gebruiken-
geld besparen werkwoord
-
minder gebruiken werkwoord
-
matigen
-
matigen
-
matigen
-
matigen
Conjugations for matigen:
o.t.t.
- matig
- matigt
- matigt
- matigen
- matigen
- matigen
o.v.t.
- matigde
- matigde
- matigde
- matigden
- matigden
- matigden
v.t.t.
- heb gematigd
- hebt gematigd
- heeft gematigd
- hebben gematigd
- hebben gematigd
- hebben gematigd
v.v.t.
- had gematigd
- had gematigd
- had gematigd
- hadden gematigd
- hadden gematigd
- hadden gematigd
o.t.t.t.
- zal matigen
- zult matigen
- zal matigen
- zullen matigen
- zullen matigen
- zullen matigen
o.v.t.t.
- zou matigen
- zou matigen
- zou matigen
- zouden matigen
- zouden matigen
- zouden matigen
en verder
- ben gematigd
- bent gematigd
- is gematigd
- zijn gematigd
- zijn gematigd
- zijn gematigd
diversen
- matig!
- matigt!
- gematigd
- matigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze