Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor matigheid in het Nederlands

matigheid:

matigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de matigheid
    de gematigdheid; de matigheid; de stemmigheid; de ingetogenheid

Verwante woorden van "matigheid":


matig:

matig bijvoeglijk naamwoord

  1. matig
    matig; middelmatig
  2. matig
    matig; zwak; middelmatig; min; zwakjes; niet al te best; onbeduidend
  3. matig
    eenvoudig; sober; matig
  4. matig
    – niet erg veel, goed, groot, etc. 1
    matig
    – niet erg veel, goed, groot, etc. 1
    • matig bijvoeglijk naamwoord
      • hij is een matige drinker1

Verwante woorden van "matig":

  • matigheid, matiger, matigere, matigst, matigste, matige

Verwante definities voor "matig":

  1. niet erg veel, goed, groot, etc.1
    • hij is een matige drinker1