Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor nauw in het Nederlands

nauw:

nauw bijvoeglijk naamwoord

  1. nauw
    nauwsluitend; strak; nauw
  2. nauw
    van geringe breedte; nauw; eng; smalletjes; smal
  3. nauw
    eng; nauw; krap; met weinig ruimte
  4. nauw
    – zonder afwijkingen naar boven of beneden 1
    precies; het net; exact; nauw
    – zonder afwijkingen naar boven of beneden 1
    • precies bijvoeglijk naamwoord
      • deze plank is precies twee meter1
    • net [het ~] zelfstandig naamwoord
      • ik eet net zoveel als jij1
    • exact bijvoeglijk naamwoord
      • het is nu exact tien uur1
    • nauw bijvoeglijk naamwoord
      • hij neemt het niet zo nauw1
  5. nauw
    – dicht bij elkaar 1
    nauw
    – dicht bij elkaar 1
    • nauw bijvoeglijk naamwoord
      • tussen mij en mijn broer bestaat een nauwe band1
  6. nauw
    – met weinig ruimte van zijkant naar zijkant 1
    smal; nauw
    – met weinig ruimte van zijkant naar zijkant 1
    • smal bijvoeglijk naamwoord
      • de steeg tussen het huis en de schuur is maar smal1
    • nauw bijvoeglijk naamwoord
      • broeken met nauwe pijpen zijn in de mode1

Verwante woorden van "nauw":

  • nauwheid, nauwer, nauwere, nauwst, nauwste, nauwe

Alternatieve synoniemen voor "nauw":


Antoniemen van "nauw":


Verwante definities voor "nauw":

  1. zonder afwijkingen naar boven of beneden1
    • hij neemt het niet zo nauw1
  2. dicht bij elkaar1
    • tussen mij en mijn broer bestaat een nauwe band1
  3. met weinig ruimte van zijkant naar zijkant1
    • broeken met nauwe pijpen zijn in de mode1

Verwante synoniemen voor nauw