Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor neerstorten in het Nederlands

neerstorten:

neerstorten werkwoord (stort neer, stortte neer, stortten neer, neergestort)

  1. neerstorten
    neerstorten; doen neerstorten
  2. neerstorten
    neerstorten; naar beneden storten
  3. neerstorten
    – plotseling naar beneden vallen 1
    neerstorten
    – plotseling naar beneden vallen 1
    • neerstorten werkwoord (stort neer, stortte neer, stortten neer, neergestort)
      • het vliegtuig is neergestort1

Conjugations for neerstorten:

o.t.t.
  1. stort neer
  2. stort neer
  3. stort neer
  4. storten neer
  5. storten neer
  6. storten neer
o.v.t.
  1. stortte neer
  2. stortte neer
  3. stortte neer
  4. stortten neer
  5. stortten neer
  6. stortten neer
v.t.t.
  1. ben neergestort
  2. bent neergestort
  3. is neergestort
  4. zijn neergestort
  5. zijn neergestort
  6. zijn neergestort
v.v.t.
  1. was neergestort
  2. was neergestort
  3. was neergestort
  4. waren neergestort
  5. waren neergestort
  6. waren neergestort
o.t.t.t.
  1. zal neerstorten
  2. zult neerstorten
  3. zal neerstorten
  4. zullen neerstorten
  5. zullen neerstorten
  6. zullen neerstorten
o.v.t.t.
  1. zou neerstorten
  2. zou neerstorten
  3. zou neerstorten
  4. zouden neerstorten
  5. zouden neerstorten
  6. zouden neerstorten
diversen
  1. stort neer!
  2. stort neer!
  3. neergestort
  4. neerstortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

neerstorten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. neerstorten
    neerstorten; afstorten

Verwante definities voor "neerstorten":

  1. plotseling naar beneden vallen1
    • het vliegtuig is neergestort1

Verwante synoniemen voor neerstorten