Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor onklaar in het Nederlands

onklaar:

onklaar bijvoeglijk naamwoord

  1. onklaar
    kapot; gebroken; defect; stuk; onklaar; aan stukken; in stukken
  2. onklaar
    buiten gebruik; defect; stuk; onklaar
  3. onklaar
    troebel; onduidelijk; onklaar; niet helder; vaag; onhelder; niet duidelijk

Verwante woorden van "onklaar":

  • onklare

Verwante synoniemen voor onklaar