Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor ontraadselen in het Nederlands

ontraadselen:

ontraadselen werkwoord (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)

  1. ontraadselen
    uitzoeken; ontwarren; uitpluizen; ontraadselen; uitrafelen; uitvezelen; ontrafelen
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ontwarren werkwoord (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
    • uitpluizen werkwoord (pluis uit, pluist uit, ploos uit, plozen uit, uitgeplozen)
    • ontraadselen werkwoord (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
    • uitrafelen werkwoord (rafel uit, rafelt uit, rafelde uit, rafelden uit, uitgerafeld)
    • uitvezelen werkwoord (vezel uit, vezelt uit, vezelde uit, vezelden uit, uitgevezeld)
    • ontrafelen werkwoord (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
  2. ontraadselen
    oplossen; ontrafelen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen
    • oplossen werkwoord (los op, lost op, loste op, losten op, opgelost)
    • ontrafelen werkwoord (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
    • ontraadselen werkwoord (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
    • ontwarren werkwoord (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
    • ontknopen werkwoord (ontknoop, ontknoopt, ontknoopte, ontknoopten, ontknoopt)

Conjugations for ontraadselen:

o.t.t.
  1. ontraadsel
  2. ontraadselt
  3. ontraadselt
  4. ontraadselen
  5. ontraadselen
  6. ontraadselen
o.v.t.
  1. ontraadselde
  2. ontraadselde
  3. ontraadselde
  4. ontraadselden
  5. ontraadselden
  6. ontraadselden
v.t.t.
  1. heb ontraadseld
  2. hebt ontraadseld
  3. heeft ontraadseld
  4. hebben ontraadseld
  5. hebben ontraadseld
  6. hebben ontraadseld
v.v.t.
  1. had ontraadseld
  2. had ontraadseld
  3. had ontraadseld
  4. hadden ontraadseld
  5. hadden ontraadseld
  6. hadden ontraadseld
o.t.t.t.
  1. zal ontraadselen
  2. zult ontraadselen
  3. zal ontraadselen
  4. zullen ontraadselen
  5. zullen ontraadselen
  6. zullen ontraadselen
o.v.t.t.
  1. zou ontraadselen
  2. zou ontraadselen
  3. zou ontraadselen
  4. zouden ontraadselen
  5. zouden ontraadselen
  6. zouden ontraadselen
en verder
  1. is ontraadseld
  2. zijn ontraadseld
diversen
  1. ontraadsel!
  2. ontraadselt!
  3. ontraadseld
  4. ontraadselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze