Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. oprakelen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor oprakelen in het Nederlands

oprakelen:

oprakelen werkwoord (rakel op, rakelt op, rakelde op, rakelden op, opgerakeld)

  1. oprakelen
    oprakelen; ter sprake brengen
    • oprakelen werkwoord (rakel op, rakelt op, rakelde op, rakelden op, opgerakeld)
    • ter sprake brengen werkwoord (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)

Conjugations for oprakelen:

o.t.t.
  1. rakel op
  2. rakelt op
  3. rakelt op
  4. rakelen op
  5. rakelen op
  6. rakelen op
o.v.t.
  1. rakelde op
  2. rakelde op
  3. rakelde op
  4. rakelden op
  5. rakelden op
  6. rakelden op
v.t.t.
  1. heb opgerakeld
  2. hebt opgerakeld
  3. heeft opgerakeld
  4. hebben opgerakeld
  5. hebben opgerakeld
  6. hebben opgerakeld
v.v.t.
  1. had opgerakeld
  2. had opgerakeld
  3. had opgerakeld
  4. hadden opgerakeld
  5. hadden opgerakeld
  6. hadden opgerakeld
o.t.t.t.
  1. zal oprakelen
  2. zult oprakelen
  3. zal oprakelen
  4. zullen oprakelen
  5. zullen oprakelen
  6. zullen oprakelen
o.v.t.t.
  1. zou oprakelen
  2. zou oprakelen
  3. zou oprakelen
  4. zouden oprakelen
  5. zouden oprakelen
  6. zouden oprakelen
en verder
  1. is opgerakeld
diversen
  1. rakel op!
  2. rakelt op!
  3. opgerakeld
  4. oprakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze