Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. parallel:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor parallel in het Nederlands

parallel:

parallel bijvoeglijk naamwoord

  1. parallel
    parallel; gelijklopend; evenwijdig
  2. parallel
    – met overal dezelfde tussenruimte 1
    parallel
    – met overal dezelfde tussenruimte 1
    • parallel bijvoeglijk naamwoord
      • de lijnen lopen parallel aan elkaar1

parallel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de parallel
    de parallel

Verwante woorden van "parallel":

  • parallellen

Alternatieve synoniemen voor "parallel":


Verwante definities voor "parallel":

  1. met overal dezelfde tussenruimte1
    • de lijnen lopen parallel aan elkaar1