Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. plens:
  2. plenzen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor plens in het Nederlands

plens:

plens [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de plens
    de plens
    • plens [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "plens":


plens vorm van plenzen:

plenzen werkwoord (plens, plenst, plensde, plensden, geplensd)

  1. plenzen
    gieten; stortregenen; plenzen
    • gieten werkwoord (giet, giette, gietten, gegoten)
    • stortregenen werkwoord (stortregen, stortregent, stortregende, stortregenden, stortgeregend)
    • plenzen werkwoord (plens, plenst, plensde, plensden, geplensd)

Conjugations for plenzen:

o.t.t.
  1. plens
  2. plenst
  3. plenst
  4. plenzen
  5. plenzen
  6. plenzen
o.v.t.
  1. plensde
  2. plensde
  3. plensde
  4. plensden
  5. plensden
  6. plensden
v.t.t.
  1. heb geplensd
  2. hebt geplensd
  3. heeft geplensd
  4. hebben geplensd
  5. hebben geplensd
  6. hebben geplensd
v.v.t.
  1. had geplensd
  2. had geplensd
  3. had geplensd
  4. hadden geplensd
  5. hadden geplensd
  6. hadden geplensd
o.t.t.t.
  1. zal plenzen
  2. zult plenzen
  3. zal plenzen
  4. zullen plenzen
  5. zullen plenzen
  6. zullen plenzen
o.v.t.t.
  1. zou plenzen
  2. zou plenzen
  3. zou plenzen
  4. zouden plenzen
  5. zouden plenzen
  6. zouden plenzen
diversen
  1. plens!
  2. plenst!
  3. geplensd
  4. plenzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

plenzen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het plenzen
    het storten; gieten; het plenzen; stortregenen

Verwante woorden van "plenzen":