Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. praktijk:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor praktijk in het Nederlands

praktijk:

praktijk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de praktijk
    de ervaring; de praktijk; de routine
    • ervaring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • praktijk [de ~] zelfstandig naamwoord
    • routine [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. de praktijk
    de praktijk; de artsenpraktijk
  3. de praktijk
    – het doen, het uitoefenen 1
    de praktijk
    – het doen, het uitoefenen 1
    • praktijk [de ~] zelfstandig naamwoord
      • het idee is mooi, maar werkt het ook in de praktijk?1
  4. de praktijk
    – nare manier van doen 1
    de praktijk
    – nare manier van doen 1
    • praktijk [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik ben niet gediend van die praktijken1
  5. de praktijk
    – werkkring van dokter of advocaat 1
    de praktijk
    – werkkring van dokter of advocaat 1
    • praktijk [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de dokter heeft een nieuwe praktijk geopend1

Verwante woorden van "praktijk":

  • praktijken

Verwante definities voor "praktijk":

  1. het doen, het uitoefenen1
    • het idee is mooi, maar werkt het ook in de praktijk?1
  2. nare manier van doen1
    • ik ben niet gediend van die praktijken1
  3. werkkring van dokter of advocaat1
    • de dokter heeft een nieuwe praktijk geopend1

Verwante synoniemen voor praktijk