Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. samenknopen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor samenknopen in het Nederlands

samenknopen:

samenknopen werkwoord (knoop samen, knoopt samen, knoopte samen, knoopten samen, samengeknoopt)

  1. samenknopen
    samenknopen; knopen
    • samenknopen werkwoord (knoop samen, knoopt samen, knoopte samen, knoopten samen, samengeknoopt)
    • knopen werkwoord (knoop, knoopt, knoopte, knoopten, geknoopt)

Conjugations for samenknopen:

o.t.t.
  1. knoop samen
  2. knoopt samen
  3. knoopt samen
  4. knopen samen
  5. knopen samen
  6. knopen samen
o.v.t.
  1. knoopte samen
  2. knoopte samen
  3. knoopte samen
  4. knoopten samen
  5. knoopten samen
  6. knoopten samen
v.t.t.
  1. heb samengeknoopt
  2. hebt samengeknoopt
  3. heeft samengeknoopt
  4. hebben samengeknoopt
  5. hebben samengeknoopt
  6. hebben samengeknoopt
v.v.t.
  1. had samengeknoopt
  2. had samengeknoopt
  3. had samengeknoopt
  4. hadden samengeknoopt
  5. hadden samengeknoopt
  6. hadden samengeknoopt
o.t.t.t.
  1. zal samenknopen
  2. zult samenknopen
  3. zal samenknopen
  4. zullen samenknopen
  5. zullen samenknopen
  6. zullen samenknopen
o.v.t.t.
  1. zou samenknopen
  2. zou samenknopen
  3. zou samenknopen
  4. zouden samenknopen
  5. zouden samenknopen
  6. zouden samenknopen
diversen
  1. knoop samen!
  2. knoopt samen!
  3. samengeknoopt
  4. samenknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze