Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. schaar:
  2. Schaar:
  3. scharen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor schaar in het Nederlands

schaar:

schaar [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de schaar
    de kudde; de massa; de horde; de drom; de troep; de schaar; de schare
    • kudde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • massa [de ~] zelfstandig naamwoord
    • horde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • drom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • troep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • schare [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de schaar
    de schaar
    • schaar [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de schaar
    – gereedschap dat bestaat uit twee scherpe helften die elkaar kruisen 1
    de schaar
    – gereedschap dat bestaat uit twee scherpe helften die elkaar kruisen 1
    • schaar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • met de schaar knip ik het papier door1
  4. de schaar
    – grijporgaan van sommige dieren 1
    de schaar
    – grijporgaan van sommige dieren 1
    • schaar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • een kreeft heeft scharen1

Verwante woorden van "schaar":


Verwante definities voor "schaar":

  1. gereedschap dat bestaat uit twee scherpe helften die elkaar kruisen1
    • met de schaar knip ik het papier door1
  2. grijporgaan van sommige dieren1
    • een kreeft heeft scharen1

Schaar:

Schaar

  1. Schaar

schaar vorm van scharen:

scharen werkwoord (schaar, schaart, schaarde, schaarden, geschaard)

  1. scharen
    scharen
    • scharen werkwoord (schaar, schaart, schaarde, schaarden, geschaard)

Conjugations for scharen:

o.t.t.
  1. schaar
  2. schaart
  3. schaart
  4. scharen
  5. scharen
  6. scharen
o.v.t.
  1. schaarde
  2. schaarde
  3. schaarde
  4. schaarden
  5. schaarden
  6. schaarden
v.t.t.
  1. heb geschaard
  2. hebt geschaard
  3. heeft geschaard
  4. hebben geschaard
  5. hebben geschaard
  6. hebben geschaard
v.v.t.
  1. had geschaard
  2. had geschaard
  3. had geschaard
  4. hadden geschaard
  5. hadden geschaard
  6. hadden geschaard
o.t.t.t.
  1. zal scharen
  2. zult scharen
  3. zal scharen
  4. zullen scharen
  5. zullen scharen
  6. zullen scharen
o.v.t.t.
  1. zou scharen
  2. zou scharen
  3. zou scharen
  4. zouden scharen
  5. zouden scharen
  6. zouden scharen
en verder
  1. ben geschaard
  2. bent geschaard
  3. is geschaard
  4. zijn geschaard
  5. zijn geschaard
  6. zijn geschaard
diversen
  1. schaar!
  2. schaart!
  3. geschaard
  4. scharende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "scharen":