Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. schepper:
  2. Schepper:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor schepper in het Nederlands

schepper:

schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schepper
    de schepper; de aker; schepemmer
    • schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schepemmer [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. de schepper
    de auteur; de maker; de schepper; de voortbrenger
    • auteur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • maker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voortbrenger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de schepper
    creator; de maker; de schepper
    • creator [znw.] zelfstandig naamwoord
    • maker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. de schepper
    de God; Here; de schepper
    • God [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • Here [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "schepper":


Schepper:

Schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de Schepper
    de God; de Almachtige; het opperwezen; de Schepper; de heer
    • God [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • Almachtige [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opperwezen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • Schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • heer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord