Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor scheuring in het Nederlands

scheuring:

scheuring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de scheuring
    de ruptuur; de scheuring
    • ruptuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • scheuring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. de scheuring
    de afscheiding; het schisma; de scheuring; geloofsafscheiding
  3. de scheuring
    de verdeeldheid; de disharmonie; de scheuring; de vete; het schisma; het conflict; de onenigheid; de tweespalt; de twist; de tweestrijd; de tweedracht

Verwante woorden van "scheuring":