Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor schurk in het Nederlands

schurk:

schurk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schurk
    de schurk; de schobbejak; de fielt; de boef
    • schurk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schobbejak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • fielt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • boef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de schurk
    de schurk; de smeerlap; het kreng; de klier; stuk ongeluk; de schoft; de ellendeling; het mispunt
    • schurk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smeerlap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kreng [het ~] zelfstandig naamwoord
    • klier [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stuk ongeluk [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schoft [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ellendeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mispunt [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. de schurk
    – iemand die slechte dingen doet 1
    de crimineel; de boef; de schurk
    – iemand die slechte dingen doet 1
    • crimineel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • deze crimineel moet naar de gevangenis1
    • boef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de politie achtervolgt de boef1
    • schurk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • die schurk heeft gelogen1

Verwante woorden van "schurk":


Alternatieve synoniemen voor "schurk":


Verwante definities voor "schurk":

  1. iemand die slechte dingen doet1
    • die schurk heeft gelogen1

schurken:

schurken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de schurken
    de schurken; de boeven; de rabauwen
    • schurken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • boeven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • rabauwen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "schurken":