Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. sloffen:
  2. slof:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor sloffen in het Nederlands

sloffen:

sloffen werkwoord (slof, sloft, slofte, sloften, gesloft)

  1. sloffen
    schuifelen; sloffen
    • schuifelen werkwoord (schuifel, schuifelt, schuifelde, schuifelden, geschuifeld)
    • sloffen werkwoord (slof, sloft, slofte, sloften, gesloft)

Conjugations for sloffen:

o.t.t.
  1. slof
  2. sloft
  3. sloft
  4. sloffen
  5. sloffen
  6. sloffen
o.v.t.
  1. slofte
  2. slofte
  3. slofte
  4. sloften
  5. sloften
  6. sloften
v.t.t.
  1. heb gesloft
  2. hebt gesloft
  3. heeft gesloft
  4. hebben gesloft
  5. hebben gesloft
  6. hebben gesloft
v.v.t.
  1. had gesloft
  2. had gesloft
  3. had gesloft
  4. hadden gesloft
  5. hadden gesloft
  6. hadden gesloft
o.t.t.t.
  1. zal sloffen
  2. zult sloffen
  3. zal sloffen
  4. zullen sloffen
  5. zullen sloffen
  6. zullen sloffen
o.v.t.t.
  1. zou sloffen
  2. zou sloffen
  3. zou sloffen
  4. zouden sloffen
  5. zouden sloffen
  6. zouden sloffen
en verder
  1. ben gesloft
  2. bent gesloft
  3. is gesloft
  4. zijn gesloft
  5. zijn gesloft
  6. zijn gesloft
diversen
  1. slof!
  2. sloft!
  3. gesloft
  4. sloffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

sloffen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de sloffen
    de pantoffels; de sloffen
    • pantoffels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • sloffen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "sloffen":


sloffen vorm van slof:

slof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de slof
    de pantoffel; de muil; huisschoen; de slof
    • pantoffel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • muil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • huisschoen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • slof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

slof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de slof
    – pak met pakjes sigaretten 1
    de slof
    – pak met pakjes sigaretten 1
    • slof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • ze rookt wel een slof sigaretten per week1
  2. de slof
    – pantoffel zonder hiel 1
    de slof
    – pantoffel zonder hiel 1
    • slof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • als hij thuiskomt doet hij zijn sloffen aan1

Verwante woorden van "slof":


Verwante definities voor "slof":

  1. pak met pakjes sigaretten1
    • ze rookt wel een slof sigaretten per week1
  2. pantoffel zonder hiel1
    • als hij thuiskomt doet hij zijn sloffen aan1