Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. smikkelen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor smikkel in het Nederlands

smikkelen:

smikkelen werkwoord (smikkel, smikkelt, smikkelde, smikkelden, gesmikkeld)

  1. smikkelen
    smikkelen; savoureren; smullen; lekker eten
    • smikkelen werkwoord (smikkel, smikkelt, smikkelde, smikkelden, gesmikkeld)
    • savoureren werkwoord (savoureer, savoureert, savoureerde, savoureerden, gesavoureerd)
    • smullen werkwoord (smul, smult, smulde, smulden, gesmuld)
    • lekker eten werkwoord (eet lekker, at lekker, aten lekker, lekker gegeten)

Conjugations for smikkelen:

o.t.t.
  1. smikkel
  2. smikkelt
  3. smikkelt
  4. smikkelen
  5. smikkelen
  6. smikkelen
o.v.t.
  1. smikkelde
  2. smikkelde
  3. smikkelde
  4. smikkelden
  5. smikkelden
  6. smikkelden
v.t.t.
  1. heb gesmikkeld
  2. hebt gesmikkeld
  3. heeft gesmikkeld
  4. hebben gesmikkeld
  5. hebben gesmikkeld
  6. hebben gesmikkeld
v.v.t.
  1. had gesmikkeld
  2. had gesmikkeld
  3. had gesmikkeld
  4. hadden gesmikkeld
  5. hadden gesmikkeld
  6. hadden gesmikkeld
o.t.t.t.
  1. zal smikkelen
  2. zult smikkelen
  3. zal smikkelen
  4. zullen smikkelen
  5. zullen smikkelen
  6. zullen smikkelen
o.v.t.t.
  1. zou smikkelen
  2. zou smikkelen
  3. zou smikkelen
  4. zouden smikkelen
  5. zouden smikkelen
  6. zouden smikkelen
en verder
  1. ben gesmikkeld
  2. bent gesmikkeld
  3. is gesmikkeld
  4. zijn gesmikkeld
  5. zijn gesmikkeld
  6. zijn gesmikkeld
diversen
  1. smikkel!
  2. smikkelt!
  3. gesmikkeld
  4. smikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze