Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. snijdend:
  2. snijden:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor snijdend in het Nederlands

snijdend:

snijdend bijvoeglijk naamwoord

  1. snijdend
    snijdend; schril; op afgebeten toon

snijdend vorm van snijden:

snijden werkwoord (snijd, snijdt, sneed, sneden, gesneden)

  1. snijden
    snijden; afsnijden
    • snijden werkwoord (snijd, snijdt, sneed, sneden, gesneden)
    • afsnijden werkwoord (snijd af, snijdt af, sneed af, sneden af, afgesneden)
  2. snijden
    – elkaar kruisen 1
    snijden
    – elkaar kruisen 1
    • snijden werkwoord (snijd, snijdt, sneed, sneden, gesneden)
      • deze lijnen snijden elkaar1
  3. snijden
    – inhalen en snel naar rechts gaan 1
    snijden
    – inhalen en snel naar rechts gaan 1
    • snijden werkwoord (snijd, snijdt, sneed, sneden, gesneden)
      • de automobilist sneed mij1
  4. snijden
    – met een scherp voorwerp eraf halen 1
    snijden
    – met een scherp voorwerp eraf halen 1
    • snijden werkwoord (snijd, snijdt, sneed, sneden, gesneden)
      • zij sneed het brood in stukken1

Conjugations for snijden:

o.t.t.
  1. snijd
  2. snijdt
  3. snijdt
  4. snijden
  5. snijden
  6. snijden
o.v.t.
  1. sneed
  2. sneed
  3. sneed
  4. sneden
  5. sneden
  6. sneden
v.t.t.
  1. heb gesneden
  2. hebt gesneden
  3. heeft gesneden
  4. hebben gesneden
  5. hebben gesneden
  6. hebben gesneden
v.v.t.
  1. had gesneden
  2. had gesneden
  3. had gesneden
  4. hadden gesneden
  5. hadden gesneden
  6. hadden gesneden
o.t.t.t.
  1. zal snijden
  2. zult snijden
  3. zal snijden
  4. zullen snijden
  5. zullen snijden
  6. zullen snijden
o.v.t.t.
  1. zou snijden
  2. zou snijden
  3. zou snijden
  4. zouden snijden
  5. zouden snijden
  6. zouden snijden
en verder
  1. ben gesneden
  2. bent gesneden
  3. is gesneden
  4. zijn gesneden
  5. zijn gesneden
  6. zijn gesneden
diversen
  1. snijd!
  2. snijdt!
  3. gesneden
  4. snijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "snijden":

  1. elkaar kruisen1
    • deze lijnen snijden elkaar1
  2. inhalen en snel naar rechts gaan1
    • de automobilist sneed mij1
  3. met een scherp voorwerp eraf halen1
    • zij sneed het brood in stukken1

Verwante synoniemen voor snijdend