Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor snoes in het Nederlands

snoes:

snoes [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de snoes
    het schatje; het poepje; liefste; het liefje; de schat; lieve; de schattebout; het scheetje; het duifje; de beminde; de snoes
    • schatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • poepje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • liefste [znw.] zelfstandig naamwoord
    • liefje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lieve [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schattebout [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • scheetje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duifje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • beminde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • snoes [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de snoes
    het liefje; liefste; de schat; de vriendin; de snoes; de geliefde; de beminde
    • liefje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • liefste [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vriendin [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • snoes [de ~] zelfstandig naamwoord
    • geliefde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • beminde [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de snoes
    het schatje; de lieverd; het snoepje; de lieveling; de snoes
    • schatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lieverd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • snoepje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lieveling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • snoes [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "snoes":

  • snoezen