Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. spiegelen:
  2. Spiegelen:
  3. spiegel:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor spiegelen in het Nederlands

spiegelen:

spiegelen werkwoord

  1. spiegelen
    spiegelen

Spiegelen:

Spiegelen werkwoord

  1. Spiegelen
    Spiegelen

spiegelen vorm van spiegel:

spiegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de spiegel
    de spiegel
    • spiegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de spiegel
    – plat glas met zilverkleurige laag dat het beeld weerkaatst 1
    de spiegel
    – plat glas met zilverkleurige laag dat het beeld weerkaatst 1
    • spiegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • ik zag in de spiegel dat mijn haar niet goed zat1

Verwante woorden van "spiegel":

  • spiegelen, spiegels, spiegeltje, spiegeltjes

Verwante definities voor "spiegel":

  1. plat glas met zilverkleurige laag dat het beeld weerkaatst1
    • ik zag in de spiegel dat mijn haar niet goed zat1